Overzicht stories
Opiniestukken

Militair ingrijpen in Niger leidt alleen tot meer geweld

Opiniestuk in De Standaard
Niger

Een westerse militaire interventie in de Sahelregio zou de zaak alleen maar erger maken, schrijven Willem van de Put en Mohamed Ali Ag Ahmed. De oplossing moet van de bevolking zelf komen.

De staatsgreep in Niger, laatste in een serie coups die sinds 2020 elkaar steeds sneller opvolgen in de Sahel, dreigt nog meer geweld te veroorzaken. Volgens westerse interpretaties is nu een ‘tipping point’ bereikt in de strijd tegen jihadistisch geweld, van Mauritanië, Guinee, Mali, Burkina Faso, Tsjaad tot Soedan, en internationale alliantiesmaken zich op om in te grijpen: de Afrikaanse Unie, Ecowas, de Europese Unie, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De framing is dat elke staatsgreep leidt tot meer instabiliteit en ‘niet-functionerende’ landen. Op die framing valt wel een en ander aan te merken.

Staten in de Sahel functioneren om te beginnen al heel lang niet, in de ogen van hun bevolking. De meeste leiders volgden getrouw de westerse politiek, en de stopzetting van die gezags relatie, met daarbij de angst dat er voortaan meer migranten dan grondstoffen naar Europa zullen komen, is de voornaamste reden om militair in te grijpen.

De retoriek over de noodzaak van ingrijpen gaat voorbij aan het feit dat twintig jaarantiterrorismebeleid vooral meer lokale conflicten heeft veroorzaakt en het politieke en sociale leven enorm heeft beschadigd. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Catherine Colonna legde onbedoeld de vinger op de zere plek toen ze zei: ‘De enige prioriteit van Frankrijk is de veiligheid van zijn onderdanen in Niger.’ Hoewel ze het over de evacuatie van Franse burgers had, zei ze eigenlijk precies waarom Franse troepen uit Mali, Burkina Faso en Niger worden gezet. De coupplegers vinden steun bij dat deel van de bevolking dat genoeg heeft van de westerse interventies die in hun ogen vooral het eigenbelang dienen (en bovendien contraproductief zijn). Sinds de ‘war on terror’ in de Sahel begon in november 2002, is het aantal doden door terreur in Sub-Sahara-Afrika alleen maar toegenomen, blijkt uit de Global Terrorism Index (november 2022).

Toxische hulp

Nu de coupplegers zelfs de moordlustige Wagner-groep hebben ingeschakeld, is het tijd voor bezinning: is geweld wel het beste antwoord op geweld? Stilaan begrijpt men her en der dat geweld zowel het symptoom als de oorzaak van de voortdurende escalatie is. Studies zoeken causale verbanden tussen moordpartijen en aanslagen, de opwarming van het klimaat die leidt tot hongersnood en het wegvallen van publieke voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg, waardoor het vertrouwen van de bevolking in elke vorm van gezag verdwijnt. Dat alles drijft mensen ofwel op een vaak dodelijke tocht naar veiligheid in Europa, of in de armen van extremisten.

Een eerste poging tot verbetering was de zogenoemde 3D-aanpak (defensie, diplomatie en, ‘development’). Die werd eerder al in Irak en Afghanistan toegepast, en recenter ook in Mali. Maar bij die aanpak lag de nadruk altijd op de ‘d’ van Defensie en dat bepaalde telkens het beeld dat de bevolking zich van zo’n interventie vormde. Bovendien werd onder ‘development’ de ouderwetse vorm van westers gedreven ontwikkeling verstaan, die na een halve eeuw evenmin kan bogen op een erg indrukwekkende staat van dienst.

De Amerikaanse overheid richt zich nu met een nieuwe strategie op preventie van zowel conflict als extremisme in Haïti, Libië, Mozambique, Papoea-Nieuw-Guinea en vijflanden in de West-Afrikaanse kustregio (Benin, Ivoorkust, Ghana, Guinee en Togo). Ook het International Centre for Counter-Terrorism (ICCT) in Den Haag focust nu meer op preventie. De kern van die nieuwe benadering is in beide gevallen: het maatschappelijke middenveld versterken.

Dat klinkt bijna te eenvoudig, en in zekere zin is het dat ook. Wie zal ontkennen dat betrouwbare publieke diensten en een betrouwbare overheid het cement van een stabiele samenleving vormen? Maar daarom kun je publieke diensten als gezondheidszorg niet altijd uitbesteden aan buitenstaanders. In veel conflictgebiedenzijn de enige aanbieders van zorg internationale hulporganisaties. Dat werkt niet. Er komt stilaan inzicht in de toxische werking van gezondheidsbeleid dat gedicteerd wordt door westerse landen.

Er gloort dus wel hoop, en die is te vinden in het serieus nemen van dat maatschappelijke middenveld. Hulporganisaties en militaire interventionisten hebben dat middenveld altijd gebruikt om hun eigen agenda door te drukken. Dat kan ook anders.

Gezondheidszorg is het meest voor de hand liggende onderwerp om mensen bij elkaar te brengen. Strijdende partijen blijken door de geschiedenis heen steeds bereid tot overleg– al was het om te voorkomen dat hun eigen kinderen aan ziektes bezwijken. Op kleinere, lokale schaal is dat ook zo. Daar ligt een mogelijkheid om gemeenschapszinweer op te bouwen, van onderuit. Dat moet dan niet gebeuren door buitenstaanders, en zeker niet door militairen. Dat is in de ogen van elke dorpeling ‘gebonden hulp’.

Met veel bombarie

Als lokale organisaties gesteund worden in de uitbouw van hun eigen gezondheidszorg, levert dat een bijzonder stevige basis voor ‘macht van onderaf’. We hebben ons te makkelijk laten wijsmaken dat ondersteuning van publieke diensten in een fragiele setting niet mogelijk zou zijn. Overal waar een militaire aanpak werd verkocht als een noodzakelijke voorwaarde voor gezondheidszorg of onderwijs, bleek dat niet te kloppen.

In Afghanistan hebben dorpelingen, door zelf actief te worden, de macht van de taliban ondergraven door zelf voor onderwijs en gezondheidszorg in te staan. In Mali zijn initiatieven genomen door het maatschappelijke middenveld, onder meer in de regio Menaka, waar zorgpersoneel en leraren worden ondersteund en beschermd door lokale initiatieven. Dat wil niet zeggen dat men opgewassen is tegen machtige terreurbewegingen, maar het zijn voorbeelden van veerkracht van het maatschappelijke middenveld waarop kan worden voortgebouwd. Mensen die gesteund worden om eigeninitiatieven te ontwikkelen, in plaats van door donoren bedachte programma’s uit te voeren, blijken tot veel in staat.

Die signalen ontgaan ook de leiders van extreme bewegingen niet. Extremisten lijken vaak sociale diensten aan te bieden, maar in wezen doen ze niet meer dan toegang verschaffen tot diensten die het middenveld al levert. Om die reden staan extremistenhulp aan lokaal initiatief toe – en dat is iets heel anders dan tolerantie voor de humanitaire internationale ngo’s, die soms met veel bombarie en weinig lokaal inzicht worden aangekondigd als de bodes van de internationale rechtsorde.

Het is dan ook goed dat de Belgische overheid de rechtstreekse ontwikkelingssteun aan  de bevolking van Niger niet staakt. Er is een verschil, en een werkbaar verschil, tussen de mensen zelf steunen en een autoritair of instabiel regime steunen. Daar ligt de kern vaneen nieuwe aanpak – maar dan moet de bevolking zelf aan het stuur zitten, en zelfbepalen hoe ze hulp gebruikt en zorg inricht.

Willem van de Put is antropoloog aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde Antwerpen en Mohamed Ali Ag Ahmed is een Malinese arts, onderzoeker aan de medische faculteit van Bamako

 

Spread the word! Deel dit artikel op

Meer stories