MSB108158(High)

Groeten uit Khost, Afghanistan

Het verhaal van Séverine begint met haar eerste bezoek aan de kraamkliniek in Khost, een toevluchtsoord in een land dat geteisterd wordt door voortdurend conflict, eeuwige crises en een overbelast gezondheidssysteem.

Groeten uit Khost, Afghanistan

(7 januari 2013)

Op 20 december 2012 kwam ik aan in een met sneeuw bedekt Kaboel, precies op de dag waarop volgens de Maya-voorspellingen de wereld zou vergaan. Het voelt een aan als een speling van het lot. Toen ik mijn Pakistaanse collega's, waarmee ik vorig jaar samenwerkte, vertelde dat ik naar Afghanistan ging, was hun reactie: "Dr. Séverine, vertrouw de Afghanen niet. Het zijn moeilijke mensen."

Tijdens de autorit van de luchthaven naar het centrum van Kaboel raakte ik in gesprek met de Afghaanse chauffeur. Toen hij hoorde dat ik vorig jaar in het Pashtu-gebied in Pakistan had gewerkt, zei hij: "Vertrouw de Pakistani niet. Het zijn moeilijke mensen." Grensrivaliteit... het is aanwezig in alle culturen. Hij voegde eraan toe: "En trouwens, het Pashtu-gebied is van ons, het behoort tot Afghanistan, en we zullen het binnenkort terugnemen." Met een glimlach antwoordde ik: "Hopelijk niet volgende maand wanneer ik er ben, want ik hou van vrede."

Voor mijn vertrek naar Afghanistan moest ik enkele dagen wachten op mijn visum in Dubai, een winkelparadijs met temperaturen van meer dan 30 graden. Alles is er groots: het grootste winkelcentrum ter wereld, een metro die naar datzelfde winkelcentrum gaat en het enige 7-sterrenhotel ter wereld. Een wereld waarin je vrouwen ziet rondlopen in een vreemde combinatie van boerka, Louis Vuitton en Ray-Ban's, en sjeiks met de nieuwste iPhone aan hun oor.

Dubai is zeer tolerant, je kunt er doen wat je wilt. Je kunt er (dure) alcohol krijgen en regelmatig zie je mensen roken. Een soort 'islam light', wat in schril contrast staat met de hardcore versie hier in Khost.

Ons ziekenhuis in Khost zelf is een oase van rust te midden van oorlog, althans voor vrouwen en baby's. Ik heb nog nooit zoveel vrouwen gezien die in hun twaalfde, dertiende of veertiende zwangerschap zitten. Geboorteplanning is hier een gevoelig onderwerp. Het is bespreekbaar, maar uiteindelijk is het altijd de echtgenoot die beslist. Afghanen willen vooral zonen hebben, dat blijkt al direct na de geboorte. Een zoon krijgt meer aandacht en meer eten dan een meisje.

De Afghaanse arts Shafiqa was gisteren erg boos op een patiënte. Toen we haar vroegen hoeveel kinderen ze had, antwoordde de patiënte: "Eén." Maar het bleek dat ze er eigenlijk zes had, vijf meisjes en één jongen. Maar voor haar telde alleen de jongen.

Zelfs voor Shafiqa, die zelf als vrouw is opgegroeid in deze zeer mannelijke cultuur, was dit zeer confronterend.

Een andere patiënte was zwanger van haar twaalfde kind, waarvan er tien in leven zijn. Ze moest een keizersnede ondergaan. Toen we haar vroegen of ze een sterilisatie wilde, antwoordde ze: "Elke dag sterven er kinderen in Afghanistan door oorlog of bombardementen, hoe kan ik dan kiezen voor sterilisatie?" Misschien heeft ze wel een punt. Dit land heeft 30 jaar oorlog meegemaakt, eerst met de Russen, toen de Taliban en nu de Amerikanen. Deze mensen hebben al zoveel meegemaakt.

 Een ziekenhuis openen in Afghanistan, zoals Artsen zonder Grenzen onlangs heeft gedaan, met 15 tot 20 bevallingen per dag, is een enorme uitdaging. De Afghaanse collega's zijn zo gemotiveerd dat het ontroerend is, en de meesten zijn dolblij dat ze een baan hebben. Helaas is de opleiding, vooral voor meisjes (en alle vroedvrouwen en schoonmakers hier zijn vrouwen), zeer beperkt, net als de kennis van het Engels. Pashtu leren en gebarentaal gebruiken is de boodschap voor alle buitenlanders.

Wat de mensen hier meemaken grenst aan het ongelooflijke. Op dit moment hebben we Zakia opgenomen: één dochtertje van 4 jaar oud, 3 kinderen die in haar baarmoeder zijn overleden en nu zien we op de echo een baby van 9 maanden met te veel vruchtwater. De baby zag er niet helemaal normaal uit. 5 zwangerschappen, één kind in leven. Vanwege een eerdere keizersnede en de dwarsligging van de baby was een normale bevalling geen optie. Dus een keizersnede voor een kind waarvan we nu meer dan ooit hopen dat het gezond is. Als je iemand een gezond kind toewenst, dan is het wel aan Zakia. Het lot besliste echter anders. Haar meisje kwam er niet goed uit en onze kinderarts vermoedt dat de baby het syndroom van Down heeft. Een meisje met het syndroom van Down in Afghanistan. De toekomst van dit kindje belooft weinig goeds.

Eén dag na haar keizersnede loopt de moeder voorzichtig rond. Ze is verdrietig, maar ze aanvaardt haar situatie: "Het is de wil van Allah."

Vrouwen met een ziek, gehandicapt of doodgeboren kind willen hier ook niet apart liggen. In België plaatsen we ze in een kamer waar ze niet geconfronteerd worden met gezonde baby's. Maar in Afghanistan voelen ze zich buitengesloten als ze apart liggen. Naast Zakia ligt Rehana, dolgelukkig met haar gezonde tweeling. Een meisje en een jongen. Toch lijkt ze evenveel van het meisje te houden. Zelfs in de ontwaakruimte, een uur na de keizersnede, mompelde ze: "Mijn dochter, mijn dochter."

De keizersnede vond plaats - zoals altijd in de verloskunde - 's nachts. Terwijl ik in de ontwaakruimte naast de patiënt opwarm met een kop thee, is de poetsvrouw ijverig, enthousiast en hard aan het werk om de vloer van de operatiezaal te schrobben, en zelfs de muren (hoewel dat om 1 uur 's nachts helemaal niet nodig is). Helaas is mijn Pashtu niet goed genoeg om haar uit te leggen dat het niet hoeft.

Het deed me denken aan het inspirerende verhaal van de schoonmaker van de NASA. Toen John F. Kennedy in 1962 de NASA-basis bezocht en aan de schoonmaker vroeg wat hij deed, antwoordde hij: "Meneer de president, ik help om een man op de maan te zetten."

Misschien denkt deze Afghaanse schoonmaakster, die niet kan lezen of schrijven en geen woord Engels spreekt, ook wel zoiets als: "Ik help baby's te redden."

Séverine